02 juli 2021

Het Spokende Windorgel

 Koude winternacht. Wind benaderd stormkracht. Het is springtij. Het Nollehoofd, waar het windorgel staat, wordt bijna overspoeld door de zwarte opgejaagde golven. Dit is het soort nacht dat ik de gestoorde kreten van het windorgel wil horen in combinatie met het geruis van de brekende golven en de gierende wind.



Ik wil alleen zijn, de wind voelen die aan mijn jas rukt, kletsnatte haren die in mijn gezicht waaien, de venijnige kou die me doet huiveren tot op het bot. Nu wil ik de pijn van wind, water en kou in mijn lichaam voelen om mijn geest af te leiden van alle gillende gedachten die door mijn kop spoken. De kleine lichtcirkel van het baken op het Nollehoofd toont de brekende golven, witte schuimkoppen lichten op boven de duistere golfdalen, ik word doorweekt door de straffe regen en het zilte opwaaiende schuim. Het windorgel fluit, gromt, gilt en rammelt in het ritme van het water dat op mijn huid spat en striemt. Wijdbeens, de armen gestrekt hang ik tegen de bulderende wind in, één met de elementen. Even zijn alle gedachten als flakkerende kaarsjes door de wind weggeblazen.

De schaduw naast mij komt tot leven, letterlijk. Vlak naast mij staat iemand op, onopgemerkt door mij, verandert de schaduw in een oude man. Een kromme gestalte met een doorgroefde kop en diepliggende droeve ogen loopt naar mij toe. Hij had mij al herkend, ik had iets meer tijd nodig om de link te leggen. "Dag jongen" zei hij, de raspende, bijna reutelende, stem deed me beseffen wie hij was. Mijn oudoom Marinus, de broer van mijn oma. Marinus, het zwarte schaap van de familie.

Ik herinner me verjaardagsfeestjes bij oma. Een jaar of vijf zal ik geweest zijn. Typisch Hollandse feestjes, iedereen in een kringetje. Als kind moest je dan stil in een hoekje blijven zitten en, indien gevraagd, vertellen wat je later wilde worden. Mijn oud tantes waren er dan met hun echtgenoten, allemaal gekleed in hun zondagse goed. Ze hadden het duidelijk beter dan oma, maar die was niet uit het veld te slaan en zette haar beste beentje voor. Eerst koffie en gebakjes, sigaretten in een glaasje op tafel. En als iedereen een beetje begon te ontdooien kwam er een biertje of jenevertje op tafel. Blokjes kaas en schijfjes leverworst op een schaaltje. En als dat op was, rolletjes boterhamworst met daarin een augurkje. Dan rinkelde, onvermijdelijk, de deurbel. "Oh nee toch" hoorde je dan de oud tantes zuchten. Maar ja hoor daar was hij dan, hun broer. Meestal ladderzat kwam hij dan de trap op stommelen, steevast had hij een liter kruik jenever voor opa en een bosje bloemen voor oma. De oud tantes hadden al hun gebreide vestjes aangetrokken en de oudooms hadden hun colbertjes al dichtgeknoopt. Ineens vond iedereen het belangrijk om te vertrekken. Eén van mijn tantes of mijn moeder was alvast bezig een sterke pot koffie te zetten, mijn oma probeerde nog tevergeefs haar zusters te bewegen om te blijven.

Hij plofte neer in opa's leunstoel, de tantes kwamen toeschieten met sterke zwarte koffie om hem te ontnuchteren. Terwijl hij van alles zat te brabbelen dronk hij braaf de opgedrongen koffie en dan kwam altijd het moment dat hij mij ontwaarde, braaf en stilletjes in mijn hoekje. Met een schok ontwaakte hij, zijn ogen traanden. Muchacho! Mi corazon! Dan greep hij mij bij de arm, met zijn grote kolenschoppen, er was geen ontkomen aan! Er volgde dan een heel verhaal in het Spaans, totdat hij ineens besefte dat ik er geen woord van begreep. Huilend tilde hij me dan op zijn schoot. Hij vertelde dan dat hij in Spanje een jongen had, net als ik, en een meisje. En hoe hij ze was kwijtgeraakt in de strijd tegen de troepen van Franco. 

Eind dertiger jaren, midden in de zware depressie die mede aanleiding was tot de tweede wereldoorlog, sloot hij zich aan bij de tegenstanders van de fascisten in de Spaanse burgeroorlog. Hij kwam bij een regiment met Spaanse en internationale strijders. Een van de Spaanse strijdsters werd zijn vrouw. Maar de fascisten kregen de overhand, mede door hulp uit Duitsland. Op een gegeven moment in Barcelona werden zijn regiment en dat van zijn vrouw en mede strijdster uit elkaar gedreven. Uiteindelijk wist hijzelf naar Engeland te ontkomen. Ondertussen was Nederland onder de voet gelopen door de Duitsers. Hij melde zich aan bij de autoriteiten, vervuld van haat tegen het fascisme, en kreeg werk op een Nederlands koopvaardijschip. Op een gegeven moment werd dat schip ook ingezet op de bevoorradingsroute naar Moermansk. Duitse U-boot packs lagen op de loer en wisten menig schip te torpederen. Twaalf keer heeft hij de Moermansk route gevaren als stoker. Drie keer is hij gered van een getorpedeerd schip. Elke keer ging hij weer. Toen de oorlog was afgelopen waren de schepen hard nodig om Nederlands-Indië te voorzien van troepen en voorraden. Drie jaar na de oorlog kwam hij terug in Nederland. Gebroken en getraumatiseerd, maar niemand die interesse had in wat hij had meegemaakt. De euforie van de bevrijding was allang voorbij, opbouwen en niet zeuren was het credo. Hij kon geen aansluiting meer vinden, iedereen had het tenslotte zwaar gehad in de oorlog. Diezelfde oorlog had voor hem twee keer zo lang geduurd en was nog niet voorbij. Wat er van zijn vrouw en kinderen is terecht gekomen heeft hij nooit meer kunnen achterhalen. Franco was nog steeds aan de macht en als oud-strijder tegen het regime werd hem toegang tot Spanje ontzegd.

Het verjaardagsritueel herhaalde zich tweemaal per jaar op opa's en oma's verjaardag. Als oom Marinus volgegoten was met sterke koffie, werd hij in het achterkamertje op het logeerbed geparkeerd om zijn roes uit te slapen. Als niemand op me lette glipte ik het kamertje in en ging op het stoeltje naast het bed zitten. Misschien dat het verdriet en de wanhoop mij op een kinderlijk morbide manier aantrok, hoe dan ook, ik zat daar naast het bed. Hij lag daar met open ogen naar het plafond te staren en lag te praten tegen zijn gezin, in het Spaans. Totdat hij in de gaten had dat hij niet alleen was. Dan pakte hij mijn hand in een stalen greep. Dan kwamen de verhalen over het leven als stoker, de torpedo's, de explosies en de totale paniek om uit de machinekamer aan dek te komen voordat de ketels zouden exploderen. Altijd kwam het moment dat mijn moeder of een van de tantes me miste, dan ging zachtjes de deur open en werd mijn hand aan de stalen greep ontworsteld. Oom Marinus knipoogde dan naar me en ging - eindelijk - slapen.

Toen ik 16 jaar werd ging ik naar de Zeevaartschool in Vlissingen, op mijn 17-de was ik klaar om mijn eerste reis als leerling stuurman te gaan maken. Op verzoek van oma kwam ik in uniform naar de verjaardag, omdat dat opa zo trots zou maken. Hetzelfde ritueel, en ja daar gaat de bel, oom Marinus komt naar boven stommelen. De helft van de familie, zijn eigen broers en zusters, willen weer acuut vertrekken. Oom Marinus negeert, wat hij de lamzakken noemt, en verstijft als hij mij naast opa ziet staan. Hij ontnuchterd ter plekke, zijn wijd opengesperde ogen beginnen te stralen. "Muchacho! Mi corazón!" Stralend kijkt hij mij aan, de blik van mijn moeder negerend, "mijn zoon", zegt hij een paar keer. Mijn moeder protesteert, maar hij negeerde haar volkomen. "Jongen, ga de fascisten op hun donder geven!", roept hij. Dat ik koopvaardij officier wordt zegt hem niks, glimmend van trots gaat hij zitten, met mij aan zijn zij. De hele avond heeft hij gelukzalig zitten grijnzen en op mijn knie zitten kloppen. Dat was de eerste keer dat we samen een biertje dronken, op de ondergang van Franco en de fascisten. Voor hem was de oorlog nog steeds actueel. Ikzelf kwam in een totaal andere wereld terecht. 

Een jaar of zeven later stond ik in de nacht bij het windorgel. Uit de schaduw stapt hij op mij af en wenkt me om mee te komen. We gaan achter de strandtent zitten, waar ook zijn brommer staat. Zijn ouwe vertrouwde Zündapp, waarvan de zadeltassen vol bleken te zitten met halve liters Grolsch. Hij geeft me een beugelfles en we klinken even. Het is lang stil. Maar dan vertel ik hem van de brand en de dood van mijn beste vriend, van Faye, van de stofexplosie en de gijzeling. Alles komt er in één keer uit, er valt een diepe stilte. Dan gromt hij: "Hier bij het windorgel kun je met doden praten, maar wat ze ook zeggen ze blijven dood. Hier kun je je geest een beetje tot rust brengen. Maar het verandert niks en je lost er niks mee op. Je loopt hier rond in de nacht met al die verloren zoekers. We maken allemaal dezelfde fout, we leven in het verleden. We laten ons regeren door wat we hebben meegemaakt. Het is niet verkeerd om je alles te herinneren. Maar laat het hier, bij dat jankende windorgel, de roep van de grauwende golven en de gillende wind. Er wacht iemand op je, geen idee wie, maar die liefde wist alles uit." Hij stapte op zijn brommer en verdween in het duister. 

We hebben elkaar nog een paar keer ontmoet bij hoogtij en storm daar bij dat windorgel. We praatten niet, deelden een biertje en daarna keek hij me doordringend aan. De laatste keer heb ik alle overtollige bagage daar achtergelaten en liep ik het daglicht tegemoet. Lichter van geest en klaar om nieuwe verbindingen aan te gaan.

Nu, na dertig of meer jaren, ben ik 's nachts naar het windorgel gegaan. De doden vertelden me maar één ding; ga naar huis, ze wacht op je.


Oh ja, zoals

altijd is muziek belangrijk. Dit is een van de nummers die ik op had staan. Sketches of Spain, van de Nits

Geen opmerkingen:

Kunstenaartje met een website.

 Vandaag heb ik drie werken ingebracht voor de selectie van KlimaatExpo '22 door Artworlds in samenwerking met Museum De Fundatie. Dat w...