09 november 2021

Brandalarm!!


 Ik word wakker met een bonkend hoofd en een droge strot. Met mijn ogen nog dicht word ik het felle licht gewaar. Ik heb het koud en lig oncomfortabel hard. Voorzichtig kijk ik door de spleetjes van mijn ogen. Een kleine spierwitte ruimte met een klein matglas raampje waar het zonlicht genadeloos doorheen brandt. Boven mijn hoofd aan het plafond een lamp die bijna net zo fel schijnt als de zon.

Ik heb me nog niet bewogen, heb geen idee waar ik ben en of er nog anderen in de ruimte aanwezig zijn. Voorzichtig beweeg ik mijn hand onder de dunne deken naar mijn heup. Geen holster, geen wapen. Ik bevries. Tegelijkertijd realiseer ik me dat ik mijn wapen in de scheepskluis heb gelegd omdat ik naar huis ging. Naar huis! Waar is mijn huis eigenlijk. Oh ja, ik logeer tijdelijk bij een vriendin. Ik draai mijn hoofd en zie dat ik in een heel kleine helverlichte ruimte op een soort brits lig. Aan de sobere ruimte te zien ben ik niet in een ziekenhuis. Waar ben ik? Voorzichtig, om mijn bonkende hoofd te ontzien, ga ik rechtop zitten. Ik ben alleen in de ruimte. Op de een of andere manier lucht dat op. Mijn voeten raken het ijskoude beton van de vloer. Waar zijn mijn sokken, mijn schoenen? Als ik opsta zakt mijn broek van mijn kont. Zelfs mijn riem is weg. Ik doorzoek de ruimte, een wc-pot en een halve rol wc-papier, behalve de brits en een dekentje is er niks. Wankelend sta ik op. De deur is niet gesloten maar staat op een kier. Ik loop zo stil mogelijk naar de deur en gluur voorzichtig door de opening. Ik zie een stukje van een wit betegelde gang. Waar ben ik in godsnaam en waarom? Met één hand leun ik tegen de deur terwijl ik sta te gluren, de deur piept verschrikkelijk wanneer hij een ietsje opent. Meteen verschijnt er aan het eind van de gang een hoofd om de hoek, Oh mooi je bent wakker roept een montere stem. Het hoofd verdwijnt. Ik doe verschrikt een stap terug. Betrapt! Ik heb geen idee waarom ik daar zo van schrik. Terug naar de brits, waar ik ga zitten, dekentje om me heen. Ik ben in paniek, maar waarom?

De deur knerst open, om toegang te verlenen aan een intimiderend grote politieagent. Hij gebaart me om een stukje opzij te gaan, waarna hij naast me komt zitten. Verstijft van de adrenaline kijk ik hem niet aan, hij duwt een dampende kartonnen beker met koffie onder mijn neus. Ik aarzel even, om dan de beker aan te pakken. Voorzichtig, zonder hem aan te kijken, neem ik een paar slokjes van de hete koffie. De geur en de smaak stellen me gerust. Ik kijk hem aan. Waar ben ik en waarom? De vraag ontlokt hem een diepe zucht. Kun je je niks herinneren vroeg hij? Er was een brand in een timmerfabriekje in de Palingstraat. En ineens kom jij opdagen terwijl het blussen al in volle gang is. Je begint orders te geven aan de blus teams en je wilt met alle geweld naar binnen om je maat te halen. Er was niemand binnen, dat was al bekend bij de brandweercommandant. We hebben met je gevochten om je tegen te houden. Met drie man hebben we je in bedwang gehouden, het ambulancepersoneel heeft je een spuitje gegeven om je te kalmeren. Dat leek even te werken. Je ontsnapte even aan onze aandacht en meteen ging je weer opdrachten geven om je maat te redden. Je hebt een tweede spuitje gekregen, maar je bleef maar doorpraten over wat er moest gebeuren om je maat uit de brand te krijgen. Het is dat de Brandweercommandant zei dat je wel wist waar je het over had. Anders had je nu op een psychiatrische afdeling gelegen. Ik nam nog een paar slokjes koffie.

Langzaam begonnen de herinneringen terug te komen. Annelies en ik hadden lekker gegeten in het Strandhotel en daarna waren we naar de Hobbit gegaan om een jointje te roken en nog later naar de Boemerang om te dansen en gek te doen. Midden in de nacht liepen we naar (haar) huis. We liepen via de Prins Hendrikstraat naar haar huis in de Palingstraat, een zware brandlucht kwam ons al tegemoet. We kwamen de hoek om, overal brandweerwagens en politieauto's met flitsende lichten en sirenes. Brand! Brand! Overal brandalarm! Ik smeet Annelies opzij en ging doen waarvoor ik was opgeleid….

Slow woop, slow woop, slow woop.. Ik draai me vloekend om. Kan iemand alsjeblieft die tering herrie uitzetten! Dan realiseer ik me dat het een brandalarm is. Ik spring uit mijn kooi en ren naar de gemeenschappelijke doucheruimte waar ook onze brandweeruitrusting is opgeslagen. Ik ruk mijn locker open en spring in mijn brandweer uitrusting, tegelijkertijd komt de rest van mijn ploeg binnenstormen. Mijn handen trillen, ik krijg mijn beademingsapparatuur niet aangesloten. De tweede werktuigkundige legt zijn hand op mijn schouder. Rustig stuurman, ik sluit hem wel aan. Dankbaar knik ik naar hem. We controleren onze walkietalkies. Check, check, check, check. Ik maak contact met de brug. Brandploeg II is stand-by!

Op de brug weten ze ook niet veel meer dan dat er brand in de machinekamer is. We nemen de kortste weg richting machinekamer. We openen voorzichtig de eerste toegangsdeur. Een enorme rookwolk en hitte komt ons tegemoet. We rollen een brandslang uit en gaan al nevelend naar beneden. Zoeken naar de brandhaard. Drie niveaus lager zitten we nog steeds boven de brandhaard. Dan valt de machine stil. Het schip begint te slingeren. "De brandstofleiding", roept de tweede WTK over de walkietalkie! We sluiten een extra slang aan en gaan al nevelend nog een niveau omlaag. Op het laagste niveau aangekomen zagen we de brandende olie drijven op ons bluswater. Gelukkig waren er ook voldoende schuimblussers voorhanden om dat te bedwingen. De tweede WTK sloot de brandstofleiding af. De stoom die werd gebruikt om de olie op temperatuur te brengen werd ook afgesloten.

Brandploeg I meldt zich ook aan en nadert de brandhaard vanaf de andere zijde. We horen gegil. De verlichting valt uit. In het licht van onze helmen vinden we een slachtoffer. Hij heeft de volle lading gekregen van de gesprongen brandstofleiding die op temperatuur werd gebracht met stoom. De oververhitte stoom had hem al verbrand en de ontbrande olie had hem nog verder verbrand. De hele voorkant van zijn lichaam stond in brand. We hebben hem geblust, de olie plakte aan hem en zijn kleding, hij bleef gloeien. En gillen. Ik melde naar de brug dat de oorzaak van de brand onder controle was en dat brandploeg I de nabluswerkzaamheden kon overnemen. Onze prioriteit was nu het slachtoffer te bergen. Met z'n vieren hebben we hem zo snel mogelijk naar boven gebracht. De voorkant van zijn lichaam gloeide nog steeds. We kwamen bij de doucheruimte en op dat moment ging het licht weer aan. Aan zijn epauletten zag ik dat het de leerling Werktuigkundige was. Mijn maat Ben! Ik sleepte hem de douche in. Een half uur hebben we samen onder de ijskoude douche gestaan. En al die tijd was hij aan het gillen.

De eerste stuurman kwam hem weghalen en bracht hem naar de ziekenboeg. Ik viel flauw, bevangen door de kou. Mijn ploegmaten ontfermen zich over mij. Ze ontdoen me van de ijskoude en natte kleding, wikkelen me in een deken en gieten me vol met warme thee. Tot op de dag van vandaag kan ik geen thee meer verdragen. Kennelijk heb ik een paar uur geslapen tot ik weer op temperatuur was.

Ik werd met een schok wakker. Sprong mijn kooi uit, brak bijna mijn nek over mijn natte plunje die overal verspreid lag. Ik pakte uit mijn kast schone, droge plunje en eenmaal aangekleed wilde ik naar de brug rennen. Ik bedacht me en pakte mijn natte plunje om die uit te hangen in de doucheruimte om te drogen. In een looppas ging ik naar de brug om me te melden.

Op de brug aangekomen trof ik de Kapitein en de wachtsman. "Dat was een stomme actie om zo onderkoeld te raken", snauwde de Kapitein, "elke officier is nodig in een noodsituatie." Hij zag mijn schuldbewuste reactie, zijn blik verzachtte. "Goed werk daar beneden met je blusploeg, en ik weet dat het om je maat gaat." Omdat alle andere officieren bezig waren met de noodsituatie had hijzelf de brug overgenomen.

In een sneltreinvaart praatte hij me bij over de status. Noodsignaal uitgegaan naar nabije schepen. Stuurloos, geen motorvermogen, zwaargewond slachtoffer. Meermalen huidige positie doorgegeven. Response gekregen van Amerikaans flottielje dat op twee dagen varen aan het oefenen was. Een destroyer met hospitaal faciliteiten was al op volle kracht onderweg naar onze laatst bekende positie. ETA ongeveer 30 uur. Ik keek de Kapitein aan, "Gaat hij dat redden?" Mijn vraag eindigde in een snik. Hij keek me doordringend aan. "Dat weet ik niet, maar we gaan er met z'n allen alles aan doen om dat voor elkaar te krijgen. De brug is nu van jou."

Ik pakte mijn notitieboek, noteerde de tijd en greep naar de telefoon om de machinekamer te bellen. Ik kreeg de Hoofd WTK aan de lijn en meldde hem dat de Leerling Stuurman de brug had overgenomen en dat de Kapitein zijn ronde ging maken. Ik vroeg naar de reparatiestatus en kreeg te horen dat ze nog minimaal een half uur nodig hadden en dat we waarschijnlijk binnen een uur weer motorvermogen zouden hebben. "Goede wacht!" was de afsluiting van de HWTK. Ik noteerde weer tijd en inhoud van het gesprek. Ik wilde de VHF pakken om de naderende destroyer te melden wat onze status was, ik keek op en zag de Kapitein nog steeds in de deuropening staan. Hij leek verrast, "Ik heb er vertrouwen in", zei hij tegen zijn beteuterde leerling.

De machinekamer belde, over vijf minuten starten we de machine. Ik belde de Kapitein, maar terwijl de telefoon nog over ging was hij al op de brug. De Tweede en Derde Stuurman kwamen ook de brug op. Ik gaf de wachtsman opdracht het roer te nemen. Hij keek naar de Kapitein, die zei alleen maar, je weet wie de brug heeft. Tegelijkertijd wees hij de tweede en derde stuurman terug. De leerling heeft de leiding. Ik greep de VHF en meldde de destroyer dat we weer power hadden en wat onze voorgelegde koers zou zijn. Ik gaf de roerganger de koers op en herrekende het rendez-vous point. Ik gaf via de VHF de nieuwe informatie door aan de destroyer. Per omgaande kwam het bericht dat ze een helikopter gingen sturen. Ze hadden de tijd berekend wanneer deze bij ons kon zijn, lang voordat onze schepen daadwerkelijk contact hadden. Zonder overleg zei ik meteen ja. Daarna keek ik de Kapitein aan, "We kunnen ze alleen mensen af laten zetten op ruim 6, op het achterschip." "Oh ja?", zei de Kapitein. Ik ratelde door; "We moeten de twee kranen buiten boord draaien en de lichten van de kraantjes aansteken en de hoogte van de kraan zo instellen dat de piloot weet tot hoever hij maximaal kan dalen. Dan moeten we ook op het luikhoofd markeringen aanbrengen voor de winchman zodat hij weet wat de veilige zone is waar hij de mensen af kan zetten."

De Kapitein keek me aan. Hij knikte, tegen de tweede en derde stuurman zei hij, "Je weet wat je doen moet". Hij stak het vuur weer aan in zijn pijpje en ging naar buiten staan kijken. Ik had kennelijk nog steeds de brug. Ik meldde de destroyer welke voorbereidingen we gingen treffen. Samen met de liaisonofficier berekende ik het moment van aankomst. De Kapitein stond op. "Heb je alles genoteerd? " vroeg hij. Ik wees op de kaarten en mijn notitieboek. "Ik neem je wacht over en jij gaat nu naar bed. "

Ik ging naar de messroom en schonk mezelf een flinke whisky in. In de mess zaten een paar werktuigkundigen, die ook een zware dag achter de rug hadden en de tweede en derde stuurman. Ze kwamen allemaal even langs, een hand op mijn schouder, een vriendschappelijke stomp. Niemand zei iets. Ik dronk mijn whisky en ging naar de ziekenboeg.

Op de tafel lag mijn maatje, helemaal platgespoten. De Eerste stuurman zat naast hem. Wanhopig, kapot. Hij keek me aan, "ga slapen jongen", zei hij. Ik schudde nee. "Ga zelf maar even rust nemen. Ik blijf bij hem. Als er iets verandert laat ik je halen". Het lichaam op tafel maakte rare geluiden. Het hield het tussen gierende ademhaling en snikken. Best macaber. De stuurman keek me aan, "Weet je het zeker?" Ik zei "Ja, vanaf het moment dat je hem onder de douche vandaan hebt gehaald ben je al bij hem. Nu neem ik over, het is mijn maat, ik wil hem niet nog langer alleen laten." De stuurman ging. Ik zat naast Ben. Ik probeerde zijn hand vast te pakken, die was helemaal verbrand en zijn ademhaling veranderde onmiddellijk. Verschrikt zocht ik een andere plek waar ik hem aan kon raken, uiteindelijk legde ik mijn hand op zijn dij. Ik vertelde hem dat ik er was. Dat hij niet alleen was. Ik begon te praten over wat er allemaal gebeurd was sinds hij zijn ongeluk had gehad. Daarna begon ik allerlei herinneringen op te halen. We hadden samen nogal wat stomme stunts uitgehaald vanaf het moment dat we samen gingen varen.

Er viel een schaduw over ons heen. Ik keek op, daar stond de Kapitein en de HWTK. "Had ik je niet gezegd dat je moest gaan slapen", vroeg de Kapitein zachtjes. "Ja", zei ik, "maar mijn maat gaat hier niet alleen liggen". "Wij blijven bij hem", zei de Kapitein, "en als er wat verandert in zijn toestand roepen we je erbij. En nu opgerot naar je kooi, je staat al 48 uur op je poten". Met tegenzin ging ik naar mijn hut, ik deed mijn laarzen uit en stapte volledig gekleed in mijn kooi. Ik trok de dekens over me heen en was vertrokken.

Ik voelde een hand op mijn arm, opende mijn ogen. Daar stond de bootsman. "Helikopter aan de horizon Stuurman". Meer zei hij niet, meteen was hij weg. Ik schoot in mijn laarzen en rende naar de brug. Daar stond de Eerste Stuurman rustig een sigaartje te roken. "Regenkleding en zwemvest aan", zei hij. "Je gaat bij ruim 6 de ontvangst van twee tassen medische hulpmiddelen en drie man van de US Navy coördineren. Tassen en twee medische officieren naar de ziekenboeg en de derde man naar de brug". Ik leefde een beetje op, ze hadden mijn plannetje geaccepteerd! De Stuurman duwde een walkietalkie in mijn hand. "Kanaal 9, en je staat in contact met de chopper. Jouw contact is de winchman, de Tweede Stuurman staat via hetzelfde kanaal in contact met de piloot".

Ik maak contact met de Tweede, "helikopter op koers, contact binnen vijf minuten". Ik ren het luikhoofd van ruim 6 op. Onderweg sleur ik de bootsman mee en vertel hem om wat mensen stand-by te houden. Ik ga in positie zitten, op mijn knieën, en meldt aan de chopper en de Tweede, "Deck officier Stand-by". In een storm van licht, wind en opstuivend zeewater en een oorverdovende herrie komt de helikopter als vanuit het niets boven me hangen. "Chopper in position" hoor ik via de walkietalkie. Het schip slingert, het achterschip gaat vrij heftig op en neer. Ik kijk in de lichten van de chopper, de reflecties en de schaduwen flitsen heen en weer. Ik moet me vermannen en zicht krijgen op wat er gebeurt. Ik besef dat dit goed moet verlopen anders is mijn maat er geweest. Ik roep via de walkietalkie "Okay, let go, let go!" Uit de felle lichten komt een pakket op me af suizen. Het achterschip duikt naar beneden. "Winchman, hold!" Het achterschip komt weer omhoog. "Let go, let go!" De lading land op het luikhoofd, ik duik eropaf om de haak los te maken. Net voordat het achterschip weer naar beneden duikt heb ik de haak los. "Heave, heave" schreeuw ik naar de winchman, ondertussen hou ik in de gaten of de kabel en de haak nergens achter kunnen haken. De haak verdwijnt met een noodgang in het felle licht. Ik schreeuw naar de Bootsman dat hij de zware tas moet weghalen en naar de ziekenboeg brengen. "Deck Officier stand-by" meld ik via de walkietalkie. "Next load comming in" hoor ik van de winchman. Uit het felle licht komt het tweede pakket aansuizen.

"Kalm aan jongen", zegt een warme stem. Ik voel een arm om me heen. Ik voel me even gerustgesteld. Ik drink nog wat van de koffie. Ik voel me beschaamd omdat ik me zo heb laten meeslepen door mijn emoties. Dit is de eerste keer dat ik mijn verhaal aan iemand aan de wal vertel. Maar weer ben ik op twee plaatsen tegelijk. Terwijl ik naast de vriendelijke agent op een kale brits zit ben ik ook op de brug waar ik net de liaisonofficier heb afgeleverd terwijl in de ziekenboeg de twee medics volop aan de slag zijn om mijn maat de beste verzorging mogelijk te geven.

Met verlof van de kapitein verlaat ik de brug en ga zo snel als ik kan naar de ziekenboeg. Halverwege hoorde ik het gegil al. Ik meldde me bij de ziekenboeg. Ontsmetten, handschoenen aan, mondmasker voor, schort aan. De medics keken verstoord op terwijl ik positie innam aan het hoofdeinde van de behandeltafel. Ik begon te praten, in weerwil van het gegil, in de hoop Ben enigszins gerust te stellen. De medics probeerden de verbrande resten van zijn overall te verwijderen, met als resultaat dat ook de huid meekwam. Met als resultaat dat het spierweefsel bloot kwam te liggen. Terwijl ik door het gegil van Ben heen probeerde met hem te praten werd ik misselijk van de lucht; het rook als een barbecue. Hij was helemaal gaargekookt. Elk stukje overal dat ze wegtrokken resulteerde in de lucht van net gebakken vlees. Ondertussen bleef Ben gillen. Hij was zich bewust van mijn aanwezigheid. Een hand, zonder vel, het spierweefsel zichtbaar, greep mijn arm, "Zeg Mama dat ik niet geleden heb", schreeuwde hij, om daarna alleen nog maar te gillen.

Ben werd door de medics ingepakt zodat hij met de helikopter naar hun hospitaal aan boord van de destroyer kon worden vervoerd. We hebben de brancard en de medics overgegeven aan de chopper. We werden continue op de hoogte gehouden van de status van Ben. Na een uur of zes kregen we het bericht dat hij was overleden.

Ondertussen waren we met volle kracht onderweg naar Abidjan waar de US Navy het lichaam zou overdragen aan de Nederlandse ambassadeur. Ben zou overgevlogen worden naar Nederland. Na enig overleg werd besloten dat ik het lichamelijk overschot zou begeleiden. Er was een ceremonie op het vliegveld, de Ambassadeur was er en een paar hoge omes van de US Navy, daar heb ik niet veel van meegekregen. De aankomst op Schiphol was ook heel onpersoonlijk, totdat de familie werd geconfronteerd met de kist. Gelukkig was er iemand van de Rederij aanwezig om de afhandeling te regelen. De volgende dag was de begrafenis en voor mij de confrontatie met de familie. Ik loog tegen zijn moeder dat hij op slag dood was, en niet had geleden. Dat heeft me jarenlang bezwaard. Ikzelf heb nog jarenlang het gegil van Ben in mijn dromen gehoord. Dat is zijn moeder gelukkig bespaard geweest.

"Ik wil een afspraak maken met de Brandweercommandant", zei de agent, "hij moet dit horen." Daar was ik het wel mee eens, ik vond dat ik hem en zijn team wel een verontschuldiging moest maken. Ik kreeg mijn schoenen, sokken en riem terug. Toen ik weer helemaal aangekleed was begeleide de agent me naar de balie. Daar stond mijn vriendinnetje. Met mijn koffer. "Ik heb al je spullen ingepakt", fluisterde ze. "Ik kan dit niet aan." Ze keek me niet meer aan terwijl ze het Politiebureau verliet. Ik bevroor even. Ik vroeg de agent om een taxi voor me te bestellen. Ik was van mijn stuk, wist me geen houding te geven. "Waar ga je heen?", vroeg de agent. "Naar het Strandhotel voor een weekje", zei ik. "En als ik alles geregeld heb ga ik weer op reis."

De volgende dag, in het hotel, ging de telefoon. Ik nam op, het was de brandweercommandant, Met de vraag of ik de volgende dag aanwezig kon zijn bij een meeting. Met gemengde gevoelens stemde ik toe. Met lood in mijn schoenen ging ik naar de meeting in de brandweerkazerne. Ze hadden een soort kringgesprek georganiseerd. Een aantal brandweermensen vertelden over hun ervaringen waar ze moeite mee hadden. Nu was het mijn beurt, en ik maakte mijn excuus dat ik de uitvoering van hun werk zo gehinderd had. Daar werd best wel vijandig op gereageerd. Ik kroop terug in mijn schulp. De Commandant riep iedereen tot de orde en vroeg mij mijn verhaal te vertellen. Ik aarzelde. De vijandigheid, de weerstand om mijn emoties en gevoelens te tonen hadden even de overhand. Ik vertelde mijn verhaal, gaandeweg werd het stil in de groep. Toen ik klaar was viel er een stilte, toen kwam een van de brandweerlieden naar me toe en omhelsde me. Geen woorden, alleen dat. Een voor een stond iedereen op om hetzelfde te doen. Ik zat helemaal verstijfd, wist niet wat te doen met mijn emoties. Zonder te reageren stroomden de tranen over mijn wangen. Iedereen verliet de ruimte. Ik was alleen met de Commandant. Ik was in de war. Kapot. "Kom je volgende week weer?" vroeg de Commandant, "we hebben elke week een meeting." Ik schudde nee, toch ben ik nog twee keer geweest omdat ik het begrip voelde. Deze meetings daar ben ik dankbaar voor. Buiten deze kring heb ik dit verhaal zelden verteld. Het heeft mij geholpen om weer mijn eigen weg te vinden. 

Ben heeft me nog jarenlang bezocht in mijn dromen. Langzaam maar zeker hebben we een manier gevonden om samen te leven zonder de horror van zijn einde. In herinnering de mooie dingen en vrede met het verschrikkelijke einde.


Kunstenaartje met een website.

 Vandaag heb ik drie werken ingebracht voor de selectie van KlimaatExpo '22 door Artworlds in samenwerking met Museum De Fundatie. Dat w...